In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een verzoek tot cassatie van de man tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag van 22 mei 2013. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.C. van Steijn, verzocht de Hoge Raad om de beschikking van het hof te herzien. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaten mr. D. Rijpma en mr. M.S. van der Keur, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De zaak draait om de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de waardering van deskundigenadvies in het kader van het huwelijksgoederenrecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook doet. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, kunnen niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelt dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking is op 2 mei 2014 openbaar uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad.