Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
25 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieverzoek van verzoekers [verzoeker 1] en [verzoekster 2] tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had eerder een beslissing genomen in een insolventiezaak, waarin de verzoekers betrokken waren. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, waarbij de rechtbank op 20 november 2013 en het hof op 28 januari 2014 uitspraak deden. De verzoekers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin zij de tussentijdse beëindiging van hun schuldsaneringsregeling aanvechten. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieverzoek te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad stelt vast dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoekers, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft.