ECLI:NL:HR:2014:1005

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
13/05574
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een belastingaanslag voor het jaar 2003. De belanghebbende, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 17 oktober 2013. De zaak betrof een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan de belanghebbende was opgelegd. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft beide beroepen in cassatie ongegrond verklaard. In de beoordeling van het principale beroep heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het voorgestelde middel niet tot cassatie kon leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat het middel geen rechtsvragen opriep die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dezelfde conclusie gold voor het incidentele beroep, waarbij ook het voorgestelde middel niet tot cassatie leidde.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op 25 april 2014.

Uitspraak

25 april 2014
Nr. 13/05574
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 17 oktober 2013, nr. 10/00962, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ‘s‑Gravenhage (nr. AWB 08/8407) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft in het principale beroep de zaak doen toelichten door mr. Meijer, advocaat te ’s‑Gravenhage.

2.Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2014.