2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"2. Een kopie van een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009065175-1 van 10 maart 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina 1 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op het politiebureau hoorden wij de getuigen waarvan de namen bij de politie bekend zijn. Zij verklaarden ons:
Wij zijn beiden werkzaam als straatcoach in stadsdeel de Baarsjes. Op 9 maart 2009 fietsten wij omstreeks 17.35 uur te Amsterdam. Op het moment dat wij op de [a-straat] reden viel ons direct een groepje van vier personen op die liepen in de richting van de Witte de Withstraat. Tussen hen in zagen we dat ze een soort van laken of deken vasthielden. De inhoud zag eruit als iets zwaars omdat ze alle vier beide handen nodig hadden om de inhoud te tillen. Op ongeveer 30 meter van het groepje viel mij, eerste getuige, de persoon op die rechtsachter het laken droeg. Omdat ik al een tijdje werkzaam ben als straatcoach en veelvuldig in de wijk kom, had ik direct de indruk dat voornoemde persoon [verdachte] was. Ik herkende hem aan zijn aparte manier van lopen en aan zijn postuur. We zagen dat de vier personen met het laken een portiek aan de [a-straat] inliepen. Bij het portiek aangekomen zagen we dat het om portieknummer 48 ging. Aan het eind van de [a-straat] zijn we gestopt en hebben we gebeld met onze teamleider. We zijn daarop teruggefietst naar voornoemd portiek en zagen dat er vier personen de trap af kwamen lopen. Ik herkende de persoon met een donkere jas en pet als [verdachte].
3. Een proces-verbaal van 14 mei 2009 opgemaakt door mr. J. Piena, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als opmerking van de rechter-commissaris:
Op vordering van de officier van justitie heb ik bij beslissing van 13 mei 2009 bepaald dat vragen naar de gegevens als bedoeld in artikel 190 lid 1 Sv achterwege worden gelaten, met uitzondering van de vraag naar het beroep van de getuige.
Voorafgaand aan het verhoor is de getuige door de officier van justitie naar mijn kamer begeleid. Bij binnenkomst droeg hij een integraalhelm. Buiten aanwezigheid van de officier van justitie en de raadslieden heb ik de getuige verzocht zijn naam, voornamen, leeftijd en woon- of verblijfplaats aan mij op te geven. De door de getuige gegeven antwoorden heb ik gecontroleerd aan de hand van het rijbewijs van de getuige. Ik heb naar analogie van het bepaalde in artikel 226c Sv gehandeld om te waarborgen dat de getuige niet al op naam bij de politie een verklaring heeft afgelegd of zal afleggen.
Voorts houdt dit proces-verbaal in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 mei 2009 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de 'eerste getuige' als genoemd in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2009, dossierpagina 1 e.v.:
Ik ben een van de straatcoaches geweest die vier jongens heeft zien lopen met een laken of een deken met iets erin, met een zwaar pakket. Iedere jongen had een punt van het laken of de deken vast. Zij liepen daarmee een portiek in de [a-straat] (het hof begrijpt: te Amsterdam) binnen. Het nummer van de portiek was 46 t/m 48. Toen we de jongens de eerste keer zagen lopen met het laken en dichterbij kwamen, herkenden wij [verdachte] aan zijn manier van lopen en aan zijn postuur. We wisten meteen dat het [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) was. Tijdens het werk leer je op een gegeven moment iedereen een beetje kennen. Dan kan je ze ook herkennen aan de manier van lopen zonder dat je het gezicht van iemand kan zien. Toen de vier jongens het portiek uit kwamen lopen, hebben we [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) en [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) allebei aan hun gezicht herkend.
4. Een kopie van een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009065175-4 van 9 maart 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (dossierpagina 4 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Wij, eerste en tweede verbalisant, kregen op 9 maart 2009 een opdracht, naar aanleiding van een melding van twee straatcoaches, in verband met een aantal jongens die met een groot zwaar pakket een trappenhuis in zouden lopen. Wij werden omstreeks 17.55 uur aangesproken door de straatcoaches die aangaven dat ze twee van de vier jongens die het grote pakket droegen hadden herkend, namelijk [betrokkene 1] en [verdachte]. Wij begaven ons naar het adres [a-straat] 48 alwaar wij in het trappenhuis binnen zijn gelaten door de bewoonster van perceel 48 C. Op de bovenste etage zagen we een grijze zak liggen met daarin een aantal herenpakken. Aan de kledingstukken zaten nog labels.
Wij hebben de kleding inbeslaggenomen en daarvan afzonderlijk proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagname opgemaakt.
Hierop zijn we het trappenhuis uitgelopen en hebben we post gevat op het trottoir voor het trappenhuis van de [a-straat] 46-48. We werden aangesproken door een ons onbekende jongeman die ons vroeg wat er aan de hand was. Hij verklaarde dit graag te willen weten daar hij hier woonde en maakte een hoofdbeweging waaruit kon worden opgemaakt dat hij de [a-straat] 46-48 bedoelde. Vervolgens vroeg de jongen hoe wij boven waren gekomen en wat er aan de hand was. Hierna is de jongen weggelopen en zagen we hem meermalen omkijken. Het is mij eerste verbalisant, ambtshalve bekend dat [verdachte] woont op de [a-straat] 46c en dat [betrokkene 1] woont op de [a-straat] 48a. Bij terugkomst op het politiebureau hebben we de jongen die ons aansprak voor perceel [a-straat] 46-48 middels beschikbare politiefoto's herkend als [verdachte]."