ECLI:NL:HR:2013:CA3117

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/01658
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking inzake verzoek machtiging voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door [Betrokkene], wonende te [woonplaats], tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Nederland van 16 januari 2013. De rechtbank had in deze beschikking een verzoek om machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis afgewezen. De advocaat van de verzoekster, mr. G.E.M. Later, heeft het cassatieberoep ingesteld, maar de officier van justitie is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de reactie van de advocaat van de verzoekster op de conclusie van de Procureur-Generaal te laat is ingediend, waardoor deze niet in behandeling kon worden genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatieberoep zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, samen met de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk en M.A. Loth.

Uitspraak

14 juni 2013
Eerste Kamer
13/01658
RM/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 135682 FARK 13-63 van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Zutphen van 16 januari 2013.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van betrokkene heeft op die op 26 april 2013 gedateerde en aan partijen toegezonden conclusie gereageerd bij brief van 14 mei 2013.
Nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie aan partijen was verzonden, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv., bij de Hoge Raad is ingekomen, heeft de Hoge Raad deze brief terzijde gelegd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2,3 en 4).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 14 juni 2013.