ECLI:NL:PHR:2013:CA3117
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Verzoek om machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van een beschikking van de rechtbank Oost-Nederland, die op 16 januari 2013 een machtiging heeft verleend voor het voortgezet verblijf van de verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van de Wet Bopz. De verzoekster heeft cassatieberoep ingesteld tegen deze beschikking, waarbij geen verweerschrift is ingediend door de Officier van Justitie. De Hoge Raad behandelt de klachten van de verzoekster, die onder andere betrekking hebben op de vaststelling van een geestelijke stoornis door de rechtbank. De rechtbank had vastgesteld dat er sprake was van een stoornis in de zin van de Wet Bopz, ondanks dat er geen definitieve diagnose kon worden gesteld omdat de verzoekster weigerde mee te werken aan diagnostisch onderzoek. De voorlopige diagnose, die zwakbegaafdheid in combinatie met een stoornis op AS 1 en/of AS 2 van de DSM-IV omvatte, was voldoende gemotiveerd door de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de verzoekster niet kunnen leiden tot cassatie. De rechtbank heeft de motivering van haar beslissing voldoende onderbouwd en de klachten van de verzoekster zijn niet gegrond. De conclusie van de Hoge Raad is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard op basis van artikel 80a RO.