ECLI:NL:HR:2013:CA1782

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/05222 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafzaak naar aanleiding van een uitspraak van het EHRM

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, geboren in 1958. De herziening werd gegrond verklaard op basis van een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 10 juli 2012, waarin werd vastgesteld dat er een schending had plaatsgevonden van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit artikel waarborgt het recht op een eerlijk proces, en de Hoge Raad oordeelde dat de aanvrager niet op een eerlijke manier was behandeld in de eerdere rechtsgang.

De Hoge Raad vernietigde de eerdere uitspraak van het Gerechtshof en beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het arrest. De zaak werd vervolgens verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling, conform de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en V. van den Brink, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.

De zaak betreft een veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij de aanvrager eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en negen maanden. De Hoge Raad had in een eerdere uitspraak de straf al verminderd, maar nu werd de gehele veroordeling herzien op basis van de nieuwe informatie van het EHRM. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van rechtsherstel en de verplichtingen van de staat om te voldoen aan internationale verdragen.

Uitspraak

4 juni 2013
Strafkamer
nr. S 12/05222 H
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 13 december 2004, nummer 21/004428-03, ingediend door mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Utrecht van 5 september 2003 - voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de aanvrager ter zake van "het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en negen maanden. De Hoge Raad heeft bij arrest van 6 juni 2006, LJN AV1633, NJ 2006/332, de duur van de opgelegde gevangenisstraf verminderd in die zin dat deze vier jaren en drie maanden beloopt, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. De aanvraag tot herziening
2.1. De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvraag is gebaseerd op een naar aanleiding van een klacht van de aanvrager gedane uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 10 juli 2012, no. 29353/06, waarin is vastgesteld dat art. 6, eerste en derde lid aanhef en onder d, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zijn geschonden in de procedure die tot de veroordeling heeft geleid.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op de voet van art. 471 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
4. Beoordeling van de aanvraag
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie vermelde gronden is de aanvraag gegrond, zodat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
vernietigt de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof;
verwijst de zaak op de voet van art. 472, eerste lid, in verbinding met art. 471 Sv naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2013.
Mr. Ilsink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.