ECLI:NL:HR:2013:CA1601

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/04114
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van proceskostenveroordeling in cassatie tussen Hauck en Stokke c.s.

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2013 een arrest gewezen waarin het eerdere arrest van 12 april 2013 werd hersteld. De zaak betreft een proceskostenveroordeling tussen de vennootschap naar Duits recht, FIRMA HAUCK GMBH & CO. KG (hierna: Hauck), en de vennootschappen naar Noors recht, STOKKE A/S en STOKKE NEDERLAND B.V., alsook andere verweerders, gezamenlijk aangeduid als Stokke c.s. Hauck had in cassatie beroep ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage, maar de Hoge Raad verklaarde Hauck niet-ontvankelijk in haar beroep tegen deze arresten. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige en wijst de proceskostenveroordeling toe aan Stokke c.s. op basis van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Uitspraak

31 mei 2013
Eerste Kamer
11/04114
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
De vennootschap naar Duits recht FIRMA HAUCK GMBH & CO. KG,
gevestigd te Sonnefeld, Duitsland,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. de vennootschap naar Noors recht STOKKE A/S,
gevestigd te Skodje, Noorwegen,
2. STOKKE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Tilburg,
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats], Noorwegen,
4. [Verweerster 4],
gevestigd te [vestigingsplaats], Noorwegen,
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidenteel cassatieberoep,
advocaten: aanvankelijk mr. P.A. Ruig, thans mr. T. Cohen Jehoram en mr. V. Rörsch.
Eiseres zal hierna ook worden aangeduid als Hauck en verweerders zullen gezamenlijk worden aangeduid als Stokke c.s. en afzonderlijk als Stokke A/S, Stokke Nederland, [verweerder 3] en [verweerster 4].
1. Het arrest in dit geding
1.1 De Hoge Raad heeft in deze zaak op 12 april 2013 een arrest uitgesproken. Daarin zijn in het dictum de kosten van het geding in cassatie, waarin Hauck in het principale beroep is veroordeeld, tot op die uitspraak aan de zijde van Stokke c.s. begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Blijkens de stukken van het geding hebben partijen evenwel een kostenveroordeling op de voet van art. 1019h Rv gevorderd en zijn zij overeengekomen die kosten te begroten op € 35.000,-- voor het principaal beroep en op € 25.000,-- voor het incidenteel beroep.
1.2 Bij brief van 23 april 2013 heeft de advocaat van Stokke c.s., met verwijzing naar bedoelde vordering en overeenkomst, de Hoge Raad verzocht het arrest van 12 april 2013 op het punt van de proceskostenveroordeling te herstellen.
Hauck heeft zich wat betreft de toepassing van art. 31 Rv aan het oordeel van de Hoge Raad gerefereerd.
De Procureur-Generaal is in de gelegenheid gesteld aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien.
1.3 De Hoge Raad stelt vast dat sprake is van een misslag in het arrest en zal die herstellen.
1.4 Na rov. 4.8 wordt de volgende rechtsoverweging ingevoegd:
"4.9 Het principale beroep dient dus te worden verworpen. Als de in het ongelijk gestelde partij dient Hauck in de proceskosten te worden verwezen. Stokke c.s. hebben aanspraak gemaakt op vergoeding van de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv. Zij hebben in de schriftelijke toelichting verklaard dat partijen zijn overeengekomen die kosten te ramen op € 35.000,-- voor het principale beroep. Hauck heeft het bestaan van die overeenkomst erkend."
1.5 De beslissing in het principale beroep dient als volgt te worden gelezen:
"in het principale beroep:
verklaart Hauck niet-ontvankelijk in haar beroep tegen de arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 oktober 2005 en 17 november 2009;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt Hauck in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stokke c.s. begroot op € 781,34 aan verschotten en € 35.000,-- voor salaris;"
2. Beslissing
De Hoge Raad:
verbetert het op 12 april 2013 in deze zaak uitgesproken arrest op de wijze als hiervoor in 1.4 en 1.5 vermeld;
stelt de verbeteringen op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, de vice-president F.B. Bakels en de raadsheren M.A. Loth, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 31 mei 2013.