ECLI:NL:HR:2013:CA0362

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/04641
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevordering jegens rechtsbijstandverlener ter zake van conflict met voormalig werkgever

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een conflict tussen een eiseres en haar voormalige werkgever, waarbij de eiseres een schadevergoeding vorderde van haar rechtsbijstandverlener. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.W. de Water, had eerder in de feitelijke instanties een rechtszaak aangespannen tegen de Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. (DAS), die werd bijgestaan door mr. M.E.M.G. Peletier. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in deze zaak zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Amsterdam en arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De eiseres had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof van 12 juni 2012, waarin haar vordering was afgewezen. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier was dat de eiseres niet-ontvankelijk moest worden verklaard, of, indien ontvankelijk, haar cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseres in de middelen niet gegrond verklaard, en heeft geoordeeld dat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.489,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

17 mei 2013
Eerste Kamer
12/04641
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.W. de Water,
t e g e n
D.A.S NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en DAS.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 462414/HA ZA 10-1988 van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2010 en 2 maart 2011;
b. de arresten in de zaak 200.089.585/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 12 juli 2011 en 12 juni 2012.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 12 juni 2012 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
DAS heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres], dan wel - als zij in haar cassatieberoep kan worden ontvangen - tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 6 maart 2013 op die conclusie gereageerd; de advocaat van DAS heeft dat gedaan bij brief van 7 maart 2013.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van DAS begroot op € 2.489,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 17 mei 2013.