2.2 Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.2.1 [ appellante ] was in de rang van hoofdagent als rechercheur werkzaam voor de politie [ X ](hierna: de Politie).
2.2.2 In november 2003 is bij de Politie een melding binnengekomen die betrekking had op [ appellante ]. De strekking van de melding was dat geheime informatie vanuit politieregisters door [ appellante ] zou zijn verstrekt aan derden. Het Bureau Interne Zaken (hierna: BIZ) van de Politie heeft hiernaar onderzoek gedaan. Op 6 januari 2004 is [ appellante ] gehoord door het BIZ.
2.2.3 Bij brief van 9 februari 2004 heeft het
Openbaar Ministerie [ appellante ] bericht dat zij ten onrechte als verdachte is aangemerkt en dat geen strafrechtelijke vervolging ingesteld zal worden.
2.2.4 Op 29 juli 2004 heeft [ appellante ] zich ziek gemeld. [ appellante ] is vervolgens wegens psychische klachten volledig arbeidsongeschikt geweest tot januari 2005. Vanaf
11 januari 2005 heeft [ appellante ] haar werkzaamheden hervat voor driemaal twee uur per week, waarbij zij een aantal werkzaamheden, zoals het afnemen van verhoren, niet hoefde te verrichten. De werkhervatting is vervolgens steeds verder uitgebreid.
2.2.5 Bij brief van 4 maart 2005 heeft het hoofd van het BIZ aan [ appellante ] onder meer bericht dat het verloop van het naar haar verrichte onderzoek de toets der kritiek niet kan doorstaan. In deze brief heeft het BIZ hiervoor excuses aangeboden.
2.2.6 Bij e-mailbericht van 9 maart 2005 heeft [ A ] van de Politie Vakbond [plaatsnaam] aan [ appellante ] bericht dat hij de zaak van [ appellante ] wilde aanmelden bij DAS. [ appellante ] heeft op 26 mei 2005 in haar eerste contact met DAS telefonisch verzocht om actie te ondernemen richting de Politie vanwege het handelen van het BIZ in strijd met de van toepassing zijnde protocollen. Mr. [ B ]
(hierna: [ B ]) heeft namens DAS bij brief van
27 mei 2005 voornoemd verzoek aan [ appellante ] bevestigd.
2.2.7 In september 2006 is [ appellante ], nadat zij naar een ander dienstonderdeel was overgeplaatst, weer volledig uitgevallen.
2.2.8 Uit het door de bedrijfsarts ingevulde formulier Medische informatie WIA van 19 september 2006 blijkt dat vanwege blijvende beperkingen op het werk de begeleiding van [ appellante ] is hervat in januari 2006. Op het formulier staat verder dat in juni 2006 wederom begeleiding van de bedrijfsarts is gestart en dat [ appellante ] toen is verwezen naar de psycholoog van KLM Health Services, waarbij met de Politie een tweesporenbeleid is afgestemd, gericht op reïntegratie enerzijds en op het zoeken van een passende functie binnen de organisatie anderzijds. Via het Loopbaanadviescentrum, later IMO geheten, is gezocht naar een andere, passende functie, evenwel zonder succes.
[ appellante ] is op een aantal interne sollicitaties afgewezen en heeft daarnaast een aantal aangeboden functies van de hand gewezen.
2.2.9 [ appellante ] heeft zich begin 2007 tot het advocatenkantoor [ Y ] Advocaten en Notarissen gewend (hierna: [ Y ]). Bij brief van
14 maart 2007 heeft mr. [ C ] van [ Y ]
[ B ] gevraagd of het mogelijk is dat hij wordt aangesteld als de vertegenwoordiger van [ appellante ] en dat DAS de daarmee gepaarde kosten voldoet. In de brief staat ook vermeld dat indien dit niet mogelijk is, [ B ] wordt verzocht de zaak van [ appellante ] met spoed te behandelen.
De inschakeling van [ Y ] heeft er uiteindelijk toe geleid dat [ B ] heeft toegezegd dat zij de zaak zal oppakken.
2.2.10 Op 27 juli 2007 heeft [ B ] namens [ appellante ] een brief gezonden aan de Politie, waarin laatstgenoemde aansprakelijk is gesteld voor door [ appellante ] geleden schade als gevolg van het handelen van het BIZ.
2.2.11 Met ingang van 1 januari 2008 is de omvang van het dienstverband van [ appellante ] op haar eigen verzoek gewijzigd van 38 naar 27 uur per week.
2.2.12 Per 1 april 2008 is de behandeling van het dossier binnen DAS overgenomen door mr. [ D ] (hierna:
[ D ]). [ D ] heeft vervolgens namens [ appellante ] bij brief van 23 april 2008 aan OVO, de aansprakelijkheidsverzekeraar van de Politie (hierna: OVO) de aansprakelijkstelling van de Politie nader toegelicht.
2.2.13 Bij brief van 17 juni 2008 heeft [ D ] aan OVO verzocht om antwoord op zijn brief van 23 april 2008. Bij brief van 6 augustus 2008 heeft [ D ] aan OVO stukken toegezonden, gevraagd of de aansprakelijkheid erkend wordt en voorgesteld een gesprek te laten plaatsvinden.
2.2.14 Bij brief van 16 oktober 2008 heeft mr. [ E ] van [ Y ] (hierna: [ E ]) DAS namens [ appellante ] bericht dat DAS de zaak niet naar behoren behandelt en aansprakelijk is voor alle schade die [ appellante ] lijdt en nog zal lijden. [ E ] heeft vervolgens in een brief van
24 november 2008 DAS laten weten dat [ appellante ] ervoor heeft gekozen om haar zaak verder door [ Y ] te laten behandelen.
2.2.15 De verhouding tussen [ appellante ] en de Politie is sinds het najaar van 2008 steeds verder verslechterd. Op
22 oktober 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen
[ appellante ] en haar leidinggevenden, waarbij onder meer gesproken is over een mogelijke functie voor [ appellante ] bij de zeehavenpolitie. De bedrijfsarts heeft [ appellante ] op
5 november 2008 in staat geacht om werkzaamheden te verrichten, rekening houdend met een aantal beperkingen. Nadien heeft de Politie [ appellante ] meermalen een dienstbevel opgelegd om haar werkzaamheden te hervatten. Er heeft echter telkens een terugval plaatsgevonden, waarbij [ appellante ] zich weer ziek heeft gemeld.
2.2.16 In 2009 hebben twee mediationtrajecten tussen de Politie en [ appellante ] plaatsgevonden, evenwel zonder succes. Uiteindelijk hebben [ appellante ] en de Politie eind 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst is de dienstbetrekking van
[ appellante ] geëindigd en heeft [ appellante ] aan de Politie finale kwijting verleend, ook voor de door DAS namens [ appellante ] gestelde vordering met betrekking tot de schade als gevolg van het handelen van het BIZ in 2004.