ECLI:NL:HR:2013:BZ9948
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof 's-Gravenhage in economische strafzaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 27 januari 2012, met nummer 22/002039-10. De verdachte, geboren in 1982, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. M.J. van Dam, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. De beoordeling van de middelen heeft plaatsgevonden in het kader van artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van economische strafzaken en de toepassing van artikel 1.2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).