ECLI:NL:HR:2013:BZ9940
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof 's-Gravenhage inzake strafzaak
Op 14 mei 2013 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 12/00920. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 10 juni 2011 was gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, gevestigd te [vestigingsplaats]. De Advocaat-Generaal bij het Hof had middelen van cassatie voorgesteld, welke bij schriftuur aan het arrest waren gehecht. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.W. Noorduyn, heeft het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is in lijn met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO) en met het eerder uitgesproken arrest in de zaak 12/00755, LJN BZ8902.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.