ECLI:NL:HR:2013:BZ8902
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake schending van procesrecht en motiveringsplicht
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 10 juni 2011 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1949, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal bij het Hof had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.W. Noorduyn, heeft het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 mei 2013 geoordeeld over de klachten die door de verdediging naar voren zijn gebracht. Het eerste middel betrof de bewering dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig was, omdat het Hof blijk had gegeven van zijn overtuiging omtrent de onschuld van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet terecht was, omdat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet de nodige elementen bevatte om deze klacht te onderbouwen.
Het tweede middel betrof de klacht dat het Hof niet gemotiveerd had beslist op standpunten die door het Openbaar Ministerie naar voren waren gebracht. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht niet voldoende specifiek was en daarom niet tot cassatie kon leiden. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.