ECLI:NL:HR:2013:BZ7201
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid in insolventiezaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij verzoekers, aangeduid als [verzoeker] c.s., beroep hebben ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had eerder in deze zaak geoordeeld over de insolventie van de verzoekers, die in eerste instantie door de rechtbank Amsterdam was behandeld. De Hoge Raad verwijst naar de vonnissen van de rechtbank van 8 april 2011 en 16 januari 2013, alsook naar het arrest van het hof van 5 maart 2013. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en is een belangrijke uitspraak in het kader van het insolventierecht, waarbij de ontvankelijkheid van cassatieberoepen centraal staat.