Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te Arnhemvan 24 april 2012, nr. AWB 11/1807, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem, die op 24 april 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen had opgelegd voor het jaar 2004. De belanghebbende, een inwoner van Nederland en bestuurder van een in Luxemburg gevestigde vennootschap, had een deel van zijn bestuurdersbeloning toegerekend aan de Verenigde Staten. De Rechtbank had geoordeeld dat de voorkoming van dubbele belasting ten aanzien van dit deel van de beloning moest worden berekend op basis van de vrijstellingsmethode of de verrekeningsmethode, en had vastgesteld dat de Resolutie van de Staatssecretaris van Financiën niet van toepassing was omdat er geen belasting was geheven in de Verenigde Staten over het voordeel.
In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Resolutie voor toepassing van de vrijstellingsmethode de eis stelt dat in de andere staat belasting is geheven over het betreffende voordeel. De Hoge Raad oordeelt dat de Resolutie is bedoeld om een bestuurder niet slechter te behandelen dan een gewone werknemer. De belanghebbende had in feitelijke instantie onweersproken gesteld dat het voordeel ter zake van de verkrijging van de participatie in de Verenigde Staten niet in zijn belastingaangifte was vermeld, en dat daar ook geen belasting was geheven over dat voordeel. Dit leidde tot de conclusie dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de vrijstellingsmethode.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en oordeelt dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat de Resolutie niet van toepassing was. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra, R.J. Koopman en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op 27 september 2013.