ECLI:NL:HR:2013:BZ6797

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/05151
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Rechtbank Zwolle-Lelystad inzake aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad. De Rechtbank had op 24 mei 2011 het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze nalatig was in het aanvoeren van de gronden van het beroep. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, maar de Rechtbank verklaarde dit verzet ongegrond. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank op het verzet vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het verzet gegrond was en dat de Rechtbank het onderzoek moest voortzetten in de stand waarin het zich bevond. Tevens werd het waterschap Zuiderzeeland veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en werden de proceskosten aan de zijde van belanghebbende vastgesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van belanghebbende geanalyseerd en geconcludeerd dat deze slagen voor zover zij betrekking hebben op de verzending van de brief van 24 maart 2011 per fax. Voor de overige klachten was geen behandeling nodig. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest in de zaak met nummer 11/05101, dat aan dit arrest was gehecht. De uitspraak van de Rechtbank kon niet in stand blijven, en de Hoge Raad heeft het verzet afgedaan. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren, waarbij de voorzitter, J.W. van den Berge, verhinderd was om het arrest zelf te ondertekenen.

Uitspraak

12 april 2013
nr. 11/05151
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 oktober 2011, nr. AWB 11/588, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een aanslag in de zuiveringsheffing bedrijfsruimte.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de zuiveringsheffing bedrijfsruimte opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van Tricijn Belastingen is gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 24 mei 2011 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende nalatig is gebleven in het aanvoeren van de gronden van het beroep. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank op het verzet is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 22 oktober 2012 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. De klachten slagen voor zover zij betrekking hebben op de verzending van de brief van 24 maart 2011 door middel van een faxbericht, en behoeven voor het overige geen behandeling. Voor de gronden van deze beslissing verwijst de Hoge Raad naar het heden in de zaak met nummer 11/05101 gewezen arrest, waarvan een afschrift aan dit arrest is gehecht.
3.2. De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.
4. Proceskosten
Het dagelijks bestuur van Lococensus-Tricijn zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de heffingsambtenaar in de kosten van het verzet bij de Rechtbank. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in cassatie en in verzet de zaak met nummer 11/05101 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank op het verzet,
verklaart het verzet gegrond,
verstaat dat de uitspraak waartegen het verzet gericht was vervalt en dat de Rechtbank het onderzoek moet voortzetten in de stand waarin het zich bevond,
gelast dat het waterschap Zuiderzeeland aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 454,
veroordeelt het dagelijks bestuur van Lococensus-Tricijn in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 944, derhalve € 472, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het verzet bij de Rechtbank, vastgesteld op de helft van € 472, derhalve € 236, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, P.M.F. van Loon, R.J. Koopman en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2013.
De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. M.W.C. Feteris.