ECLI:NL:HR:2013:BZ5362

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/04382
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens overschrijding cassatietermijn in kort geding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2013 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de Stichting Berregratte in haar cassatieberoep. De Stichting had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 8 mei 2012 een vonnis in kort geding van de rechtbank Maastricht gedeeltelijk had vernietigd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder een arrest van 20 mei 2011, waarin het gerechtshof te 's-Hertogenbosch werd aangesproken. De Stichting had de cassatiedagvaarding op 7 augustus 2012 uitgebracht, terwijl de cassatietermijn op basis van artikel 402 lid 2 in verbinding met artikel 339 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op 3 juli 2012 was verstreken. Hierdoor was de Stichting niet-ontvankelijk in haar beroep. De Hoge Raad heeft de Stichting ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. De zaak is behandeld door de raadsheren C.A. Streefkerk, G. de Groot, M.V. Polak en het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

26 april 2013
Eerste Kamer
12/04382
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
De stichting STICHTING BERREGRATTE,
gevestigd te Maastricht,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. H.H.M. Meijroos en mr. A. Ramsoedh.
t e g e n
[Verweerder], handelende onder de naam Fun & Fear Maastricht,
wonende te [woonplaats], België,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Stichting en [verweerder].
1. Het geding
Voor het verloop van het geding in overige instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het arrest in de zaak 08/03045 van de Hoge Raad van 20 mei 2011;
b. het arrest in de zaak 200.090.952 van het gerechtshof te Arnhem van 8 mei 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de Stichting beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor de Stichting toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de Stichting in haar cassatieberoep.
De advocaten van de Stichting hebben bij brief van 22 februari 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 mei 2011 (LJN BP6591, NJ 2011/240) het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 mei 2008 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof te Arnhem.
Het gerechtshof te Arnhem heeft in zijn arrest van 8 mei 2012 het vonnis in kort geding van de rechtbank Maastricht van 27 september 2007 gedeeltelijk vernietigd, bepaald dat de bij dit vonnis getroffen voorzieningen geen werking meer hebben na 31 december 2007 en de bij dit vonnis opgelegde dwangsomsancties aan een maximum gebonden.
Nu het arrest van 8 mei 2012 in kort geding was gewezen, bedroeg de cassatietermijn op grond van art. 402 lid 2 Rv in verbinding met art. 339 lid 2 Rv acht weken. Deze cassatietermijn verstreek derhalve op 3 juli 2012.
De Stichting heeft cassatieberoep ingesteld bij op 7 augustus 2012 uitgebracht exploot, derhalve na het verstrijken van de cassatietermijn. De Stichting is dan ook niet-ontvankelijk in haar beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de Stichting niet-ontvankelijk in haar beroep;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 26 april 2013.