ECLI:NL:HR:2013:BZ4218
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Vermogen van Stichting Particulier Fonds niet toegerekend aan oprichter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan de erflaatster, die in 2007 overleed, waren opgelegd voor de jaren 2001 tot en met 2004. De erflaatster had een dochter met een psychiatrische aandoening, wiens vermogen onder bewind was gesteld. De Rechtbank te Haarlem had de beroepen tegen de uitspraken van de Inspecteur ongegrond verklaard, waarna de belanghebbenden in hoger beroep gingen bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, wat leidde tot vernietiging van de navorderingsaanslagen.
De Staatssecretaris stelde cassatie in, waarbij de Hoge Raad moest beoordelen of het vermogen van de Stichting D, opgericht door de erflaatster, aan haar kon worden toegerekend. De Hoge Raad oordeelde dat de erflaatster niet over het vermogen van de Stichting kon beschikken als ware het haar eigen vermogen. Het Hof had terecht overwogen dat uit de juridische vormgeving van de Stichting niet kon worden afgeleid dat de erflaatster de beschikkingsmacht over het vermogen had behouden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten, vastgesteld op € 944 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.