ECLI:NL:HR:2013:BZ3487
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.A. Fierstra
- R.J. Koopman
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Cassatie over loonbelastingheffing door binnenlandse betaaldvoetbalorganisatie voor buitenlandse dienstverrichters
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de heffing van loonbelasting door een binnenlandse betaaldvoetbalorganisatie (BVO) over gages die zijn betaald aan buitenlandse BVO's. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage en betreft de vraag of de verplichting voor de dienstontvanger om bronbelasting in te houden op vergoedingen aan buitenlandse dienstverrichters in strijd is met het EU-recht, specifiek artikel 56 VWEU. De Hoge Raad heeft in deze procedure de vragen die eerder aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn voorgelegd, in overweging genomen. Het Hof van Justitie heeft op 18 oktober 2012 geoordeeld dat een dergelijke verplichting een beperking van de vrijheid van dienstverrichting kan vormen, maar dat deze beperking gerechtvaardigd kan zijn door de noodzaak van doelmatige belastinginvordering.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wettelijke bepalingen die de loonbelastingheffing op buitenlandse gezelschappen regelen, verenigbaar zijn met artikel 56 VWEU. De Hoge Raad oordeelt dat de stellingen van de belanghebbende, die in reactie op het arrest van het Hof van Justitie zijn ingebracht, niet door de wet worden ondersteund en daarom buiten behandeling worden gelaten. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft de beroepen in cassatie ongegrond verklaard.
Deze uitspraak bevestigt de mogelijkheid voor binnenlandse organisaties om loonbelasting te heffen op vergoedingen aan buitenlandse dienstverrichters, mits dit in overeenstemming is met de EU-regelgeving. De zaak benadrukt de balans tussen nationale belastingwetgeving en de vrijheden die zijn gewaarborgd onder het EU-recht.