ECLI:NL:HR:2013:BZ2047

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/05273
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen uitspraak van de Raad van State

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [verzoeker] tegen een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het cassatieberoep was gericht tegen een beslissing die geen wettelijke basis had voor een cassatieberoep, zoals vastgelegd in artikel 78 lid 1 en 4 van de Wet op de Raad van State (RO). De Hoge Raad oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn beroep, omdat er geen wettelijke bepaling was die een cassatieberoep tegen de bestreden beslissing openstelde.

De zaak begon met een uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Gravenhage op 16 mei 2012, gevolgd door een uitspraak van de Raad van State op 30 augustus 2012. Verzoeker heeft tegen deze laatste uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn cassatieberoep. Verzoeker heeft hierop gereageerd, maar het College van Burgemeester en Wethouders van Wassenaar, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen van de wet in acht genomen en geconcludeerd dat verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn beroep. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth, waarbij de andere rechters ook aanwezig waren. De uitspraak benadrukt het belang van wettelijke grondslagen voor het instellen van cassatieberoepen en de beperkingen die daarbij gelden.

Uitspraak

22 februari 2013
Eerste Kamer
12/05273
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
t e g e n
COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN WASSENAAR,
zetelende te Wassenaar,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en het College.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de uitspraak in de zaken AWB 12/2869 BESLU en AWB 12/2874 BESLU van de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 16 mei 2012;
b. de uitspraak in de zaken 201205941/1/A3 en 201205941/2/A3 van de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 2012.
De uitspraak van de Raad van State is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de uitspraak van de Raad van State heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het College heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser in zijn cassatieberoep.
[verzoeker] heeft bij brief van 15 januari 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat, gelet op art. 78 lid 1 RO en art. 78 lid 4 RO, verzoeker in zijn beroep niet kan worden ontvangen, nu het zich richt tegen een uitspraak van de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en geen wettelijke bepaling cassatieberoep tegen de bestreden beslissing openstelt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 22 februari 2013.