ECLI:NL:HR:2013:BZ2047
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen uitspraak van de Raad van State
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [verzoeker] tegen een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het cassatieberoep was gericht tegen een beslissing die geen wettelijke basis had voor een cassatieberoep, zoals vastgelegd in artikel 78 lid 1 en 4 van de Wet op de Raad van State (RO). De Hoge Raad oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn beroep, omdat er geen wettelijke bepaling was die een cassatieberoep tegen de bestreden beslissing openstelde.
De zaak begon met een uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Gravenhage op 16 mei 2012, gevolgd door een uitspraak van de Raad van State op 30 augustus 2012. Verzoeker heeft tegen deze laatste uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn cassatieberoep. Verzoeker heeft hierop gereageerd, maar het College van Burgemeester en Wethouders van Wassenaar, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen van de wet in acht genomen en geconcludeerd dat verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn beroep. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth, waarbij de andere rechters ook aanwezig waren. De uitspraak benadrukt het belang van wettelijke grondslagen voor het instellen van cassatieberoepen en de beperkingen die daarbij gelden.