ECLI:NL:HR:2013:BZ1950

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/04065
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1962. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 18 februari 2011 was gewezen. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijke termijn, zoals voorgeschreven in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal, de heer Knigge, had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in zijn cassatieberoep, omdat de vereiste schriftuur niet tijdig was ingediend door een raadsman. Dit arrest benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke termijnen in het strafproces en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de ontvankelijkheid van cassatieberoepen. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en J. Wortel, en is openbaar gemaakt op 12 februari 2013.

Uitspraak

12 februari 2013
Strafkamer
nr. S 11/04065
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 februari 2011, nummer 23/004503-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 12 februari 2013.