ECLI:NL:HR:2013:BZ0283
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen beschikking inzake voorlopige machtiging tot voortduren verblijf in psychiatrische kliniek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot voorlopige machtiging tot voortduren verblijf op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De verzoekster, verblijvende in de psychiatrische kliniek Lentis te Zuidlaren, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Assen van 16 augustus 2012. De rechtbank had in deze beschikking geoordeeld over de rechtmatigheid van het verblijf van de betrokkene in de kliniek. De officier van justitie te Assen was als verweerder in cassatie betrokken, maar heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit blijkt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, wat betekent dat de beschikking van de rechtbank Assen in stand blijft.
De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, die ook deel uitmaakte van de beslissing samen met de andere raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en A.H.T. Heisterkamp. Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de Wet Bopz en de rechtsbescherming van personen die onder deze wet vallen.