ECLI:NL:HR:2013:BZ0163

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02845
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en vernietiging echtscheidingsconvenant wegens bedrog of misbruik van omstandigheden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een echtscheidingskwestie. De vrouw, eiseres tot cassatie, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 22 februari 2011 was gewezen. De vrouw betwistte de geldigheid van het echtscheidingsconvenant op basis van onrechtmatige daad, met de stelling dat er sprake was van bedrog en misbruik van omstandigheden. De man, verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de klachten die door de vrouw in het cassatiemiddel waren aangevoerd. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas was dat het beroep moest worden verworpen, met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. de Groot, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

5 april 2013
Eerste Kamer
11/02845
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat:aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. J.C. Zevenberg,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 303481 / HA ZA 08-342 van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 november 2009;
b. het arrest in de zaak 200.062.192 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 februari 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 5 april 2013.