ECLI:NL:HR:2013:BY9002
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in de Antilliaanse zaak met bijzondere schriftelijke volmacht
In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden is gebracht, betreft het een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, uitgesproken op 27 september 2011. De verdachte, geboren in 1981, heeft het beroep ingesteld via zijn raadsman, mr. A.M. Seebregts, die bij schriftuur middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn beroep, subsidiair tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de akte van cassatie beoordeeld en vastgesteld dat mr. O. Kostrzewski, die de verdachte vertegenwoordigde, door de verdachte was gevolmachtigd in de zin van artikel 450, eerste lid sub a, van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat het cassatieberoep rechtsgeldig was ingesteld.
De Hoge Raad heeft vervolgens de middelen van cassatie beoordeeld. De middelen konden echter niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz en is uitgesproken op 29 januari 2013.