ECLI:NL:HR:2013:BY8780
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de berekening van successierecht bij nadere verkrijgingen uit een nalatenschap
In deze zaak gaat het om de berekening van het successierecht dat verschuldigd is bij nadere verkrijgingen uit de nalatenschap van een overleden vader. De belanghebbenden, die in 1999 elk een bedrag van € 143.393 uit de nalatenschap hebben verkregen, hebben in 2007 opnieuw een bedrag van € 123.472 ontvangen na het overlijden van de echtgenote van de erflater. De Inspecteur heeft aanslagen in het recht van successie opgelegd, maar de Rechtbank te Haarlem heeft deze aanslagen vernietigd. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, waarna de belanghebbenden in cassatie zijn gegaan.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verkrijgingen in 1999 en 2007 voor de heffing van het successierecht als één verkrijging moeten worden aangemerkt. Dit betekent dat bij de berekening van het successierecht over de nadere verkrijging in 2007 rekening moet worden gehouden met de totale verkrijging uit de nalatenschap, waarbij vrijstellingen slechts eenmaal van toepassing zijn. De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbenden verworpen, omdat de berekening van de Inspecteur en het Hof in overeenstemming is met de Successiewet 1956. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.
De uitspraak van de Hoge Raad verduidelijkt de toepassing van de Successiewet en de wijze waarop successierechten moeten worden berekend bij meerdere verkrijgingen uit een nalatenschap. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de fiscale behandeling van successies en de rechten van erfgenamen.