ECLI:NL:HR:2013:BY8594

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/05340
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot toelating in de schuldsanering wegens gebrek aan goede trouw

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in eerste instantie een verzoek tot toelating in de schuldsanering had ingediend. Het verzoek was eerder afgewezen door de rechtbank Rotterdam op 15 juni 2012 en het gerechtshof 's-Gravenhage had op 13 november 2012 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en stelt vast dat de Procureur-Generaal heeft gepleit voor niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat hij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad concludeert dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad, en is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

1 maart 2013
Eerste Kamer
12/05340
TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 393560/FT-EA 12.27 van de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2012;
b. het arrest in de zaak 200.108.703/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 november 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt zich tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op voet van art 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels, als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 maart 2013.