ECLI:NL:HR:2013:BY8343
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake opzetheling
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 30 juni 2011, met nummer 22/005870-09. De verdachte, geboren in 1990, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. B.P. de Boer, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft geconcludeerd tot verbetering van het bestreden arrest, met de mogelijkheid van vernietiging indien het arrest ten onrechte niet verwijst naar artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) als wettelijk voorschrift voor de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken op 22 januari 2013 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de noodzaak van duidelijke verwijzingen naar relevante wettelijke voorschriften in strafzaken.