ECLI:NL:HR:2013:BY8277

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01493
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen naar het buitenland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vader, die verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing met zijn kinderen naar het buitenland. De moeder, die in Finland woont, was de verweerder in cassatie. De vader had eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank Dordrecht en het gerechtshof te 's-Gravenhage, zijn verzoek ingediend. De rechtbank had op 30 maart 2011 een beschikking gegeven, die later door het hof werd bekrachtigd op 21 december 2011. De vader was het niet eens met de beslissing van het hof en heeft daarop cassatie ingesteld. De moeder heeft verzocht het beroep van de vader te verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie ook tot verwerping van het beroep geadviseerd. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep van de vader verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

1 maart 2013
Eerste Kamer
12/01493
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats], Finland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaken 82415/FA RK 09-8453 en 85378/FA RK 10-7213 van de rechtbank Dordrecht van 30 maart 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.089.940/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 december 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 maart 2013.