ECLI:NL:HR:2013:BY8277
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen naar het buitenland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vader, die verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing met zijn kinderen naar het buitenland. De moeder, die in Finland woont, was de verweerder in cassatie. De vader had eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank Dordrecht en het gerechtshof te 's-Gravenhage, zijn verzoek ingediend. De rechtbank had op 30 maart 2011 een beschikking gegeven, die later door het hof werd bekrachtigd op 21 december 2011. De vader was het niet eens met de beslissing van het hof en heeft daarop cassatie ingesteld. De moeder heeft verzocht het beroep van de vader te verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie ook tot verwerping van het beroep geadviseerd. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep van de vader verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.