ECLI:NL:HR:2013:BY7888
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie
Op 22 januari 2013 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 11/00704. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 2 februari 2011 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990, had een middel van cassatie voorgesteld via zijn advocaat, mr. J.J.D. van Doleweerd. De Advocaat-Generaal, Hofstee, concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en pleitte voor een vermindering naar de gebruikelijke maatstaf.
De Hoge Raad heeft het bestreden arrest vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf is verminderd van 100 uren naar 95 uren, en de duur van de vervangende hechtenis is verlaagd van 50 dagen naar 47 dagen. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase was overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Het middel van de verdachte werd gegrond verklaard, wat leidde tot de vermindering van de opgelegde taakstraf.
De uitspraak werd gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum, 22 januari 2013.