ECLI:NL:HR:2013:BY7636
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 12/05195. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie is gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen op 1 november 2012 en had betrekking op de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem van 6 september 2011 en 28 augustus 2012, die onderdeel uitmaken van de feitelijke instanties. De Procureur-Generaal, L. Timmerman, heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.