ECLI:NL:HR:2013:BY5605
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in cassatie met betrekking tot overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 november 2010 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1985, heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. M.L.M. van der Voet als advocaat optreedt. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd tot 23 maanden.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, aangezien geen van de middelen tot cassatie kan leiden en er geen andere gronden zijn voor vernietiging, de beslissing als volgt moet worden genomen. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 15 januari 2013.