ECLI:NL:HR:2013:BY5049

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/00446
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep in verband met overschrijding beroepstermijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van de man, die in hoger beroep was gegaan tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De man had beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin de vrouw had verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De man had zijn cassatierekest ingediend, maar de vrouw stelde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege overschrijding van de beroepstermijn, zoals vastgelegd in artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Rechtsvordering, geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de man, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

15 februari 2013
Eerste Kamer
12/00446
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. El-Sharkawi.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak FA RK 10-512 van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 mei 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.092.655/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 oktober 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans ontzegging van de vordering
in cassatie.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op 15 februari 2013.