ECLI:NL:HR:2013:BY4114

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/04373
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van de Nederlandse nationaliteit. De verzoekster, woonachtig te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had eerder op 7 juni 2012 een beschikking gegeven in de zaak met nummer 384419/HA RK 11-6. De verzoekster was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. W.B. Teunis, terwijl de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst, niet verschenen was tijdens de zitting.

De Procureur-Generaal, P. Vlas, heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, na het horen van de Procureur-Generaal, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de uitspraak is gedaan door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp.

Uitspraak

11 januari 2013
Eerste Kamer
12/04373
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER in cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 384419/HA RK 11-6 van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 juni 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal P. Vlas strekt tot niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 11 januari 2013.