ECLI:NL:HR:2013:BY3126
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- J.C. van Oven
- M.A. Loth
- C.E. Drion
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en verwijzing in echtscheidingsgeschil met dwaling en verrekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een echtscheidingsgeschil tussen een man en een vrouw. De zaak betreft de uitvoering van een echtscheidingsconvenant dat op 20 december 1998 was gesloten. De man en de vrouw hebben beiden cassatieberoep ingesteld, waarbij de vrouw ook een incidenteel beroep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de eerdere arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch gedeeltelijk vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn overwegingen met betrekking tot de dwaling die bij de totstandkoming van het convenant een rol heeft gespeeld. Het hof had vastgesteld dat de vrouw in dwaling was geraakt door een summiere vermogensopstelling die door de man was verstrekt. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet consistent was in zijn oordeel over de wederzijdse dwaling en dat dit niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad heeft in het principale beroep het arrest van het hof vernietigd en in het incidentele beroep het beroep van de vrouw verworpen. Tevens is besloten dat de kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de gevolgen van dwaling bij de totstandkoming van overeenkomsten, in het bijzonder in het kader van echtscheidingsconvenanten.