ECLI:NL:HR:2013:BY1882
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vaststelling kinderalimentatie en draagkracht in relatie tot stiefkinderen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2013 uitspraak gedaan over de vaststelling van kinderalimentatie en de draagkracht van de man in relatie tot zijn stiefkinderen. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had eerder in de procedure de man, verweerder in cassatie, aangeklaagd voor het betalen van kinderalimentatie voor hun twee dochters. De rechtbank had de man veroordeeld tot een bedrag van € 449,- per kind per maand, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage had deze beschikking vernietigd en het bedrag verlaagd naar € 224,- per kind per maand, met een verdere verlaging naar € 182,50 per kind per maand vanaf 25 maart 2011. De man was inmiddels getrouwd met een nieuwe partner en had ook een onderhoudsplicht ten aanzien van haar drie kinderen, wat de berekening van zijn draagkracht beïnvloedde.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte was uitgegaan van de feitelijke bijdrage die de voormalige echtgenoot van de nieuwe partner van de man aan zijn stiefkinderen betaalde, zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat deze bijdrage niet overeenstemde met de wettelijke maatstaven. De vrouw had in hoger beroep om informatie over de huidige draagkracht van de voormalige echtgenoot verzocht, maar de man had deze gegevens niet overgelegd. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de financiële situatie van alle betrokken partijen bij de vaststelling van kinderalimentatie, vooral wanneer er sprake is van stiefkinderen en meerdere onderhoudsplichten.