ECLI:NL:HR:2013:BW8352
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Douanerechten en tariefindeling van molybdeen in cassatie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 mei 2011, betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten. De belanghebbende had in de periode van 1 januari tot en met april 2006 zeven aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van molybdeen. De Inspecteur had na onderzoek geconcludeerd dat het product niet onder de door de belanghebbende opgegeven postonderverdeling 8102 97 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) viel, maar onder postonderverdeling 8102 94 00, die ruw molybdeen betreft. De Rechtbank te Haarlem had de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof had deze uitspraak bevestigd.
De Hoge Raad oordeelt dat het product, dat is ontstaan door het sinteren van molybdeenpoeder, moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 8102 94 00 van de GN. De Hoge Raad stelt vast dat de indeling van het product als ruw molybdeen niet kan worden aangemerkt als resten en afval in de zin van postonderverdeling 8102 97 00. De Hoge Raad wijst erop dat de omschrijving van postonderverdeling 8102 94 00 specifieker is dan die van postonderverdeling 8102 97 00, en dat de algemene indelingsregel 3, letter a, van de GN van toepassing is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en bevestigt daarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters.