ECLI:NL:HR:2013:991

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2013
Publicatiedatum
21 oktober 2013
Zaaknummer
13/00891
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 11 januari 2013 twee naheffingsaanslagen in de omzetbelasting heeft vernietigd. De naheffingsaanslagen waren opgelegd voor de perioden van 1 juli 2006 tot en met 31 maart 2008 en van 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2007. Na bezwaar tegen de aanslagen heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de naheffingsaanslagen ook vernietigde, waarbij de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 2968,50.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij verschillende klachten zijn aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en R.J. Koopman, en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2013. De voorzitter was verhinderd het arrest te ondertekenen, waardoor het arrest is ondertekend door mr. D.G. van Vliet.

Uitspraak

18 oktober 2013
nr. 13/00891
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 11 januari 2013, nrs. BK-11/00053 en BK-11/00054, betreffende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende zijn over de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 maart 2008 en over de periode van 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2007 twee naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nrs. AWB 09/7192 OB en AWB 09/7207 OB) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslagen vernietigd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2968,50.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2013.
De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. D.G. van Vliet.