In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 4 december 2012 was gewezen in hoger beroep van een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Arnhem. De zaak betreft de aan [X] B.V. opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2000 en 2001. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof in stand laat.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren, werd openbaar uitgesproken op 18 oktober 2013. Het arrest is ondertekend door de raadsheer R.J. Koopman, aangezien de voorzitter, J.A.C.A. Overgaauw, verhinderd was om het arrest te ondertekenen.