In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 4 december 2012 was gewezen in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Arnhem. De zaak betreft de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop gereageerd met een verweerschrift, waarna de belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is uitgesproken op 18 oktober 2013 door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, met de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, en is ondertekend door mr. R.J. Koopman in verband met de verhindering van de voorzitter.