Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in vorige instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
12 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Aantjes, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem, dat op 6 maart 2012 is gewezen. Het hof had in zijn arrest een beslissing genomen die de eiser niet beviel, wat leidde tot het indienen van de cassatiedagvaarding. De verweerder in deze zaak is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep van de eiser.
De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.