Het aan het proces-verbaal gehechte 'Standpunt van het OM' houdt het volgende in:
"ll.2.b. Opiumwet:
Daarnaast is sprake van een verdenking van art. 10a OW.
Klager verklaart tijdens zijn verhoor door verbalisanten van de belastingdienst dat hij driemaal een partij APAAN besteld heeft, nl. twee keer voor één klant en één keer om op voorraad te houden. Deze laatste partij is inbeslaggenomen.
Klager verklaart over zijn handel in APAAN dat hij van zijn GBL leverancier, het Chinese bedrijf [A] Limited, een lijst met andere door hun ook te leveren chemicaliën heeft gekregen. Daarop besloot hij naast GBL ook andere chemicaliën (waaronder APAAN) te gaan verhandelen. Hij plaatst daartoe de op de lijst genoemde stoffen op een website www.[…].com, niet zijnde zijn eigen site, hetgeen op zijn minst bijzonder genoemd mag worden.
T.a.v. de specifieke bestelling verklaart klager dat hij telefonisch werd benaderd door een Engels sprekende Pool die verklaarde voor het bedrijf [B] te werken. Deze man wilde APAAN kopen. De klant gaf eerst aan dat de APAAN gebruikt zou worden voor de leerbehandeling en later dat hij de stof zou gebruiken als weekmaker voor industriële toepassingen. Klager heeft niet geverifieerd of de stof hiervoor gebruikt kan worden. Wel zoekt klager naar eigen zeggen het bedrijf op internet op. De Pool bestelt eerst 20 kilo en daarna 300 kilo, beide bestellingen worden afgehaald bij het bedrijf van klager, waarbij een bedrag van (ruim) 12.600 euro contant zou zijn betaald.
Blijkens de website van [B] (www.[B].com) betreft het een bedrijf dat plastic doppen maakt. Het is een van origine Duits-Frans bedrijf met vestigingen over de hele wereld, waaronder ook in China en Nederland. Blijkens de facturen van de inbeslaggenomen partij APAAN betreft de inkoop prijs van APAAN bij [A] Limited 42,60 USD per kilo, zo'n 34 Euro. Klager verkoopt de APAAN door voor 90 Euro per kilo. Het OM waagt te betwijfelen dat een gerenommeerd bedrijf als [B], dat óók gevestigd is in China, via een Nederlands en in Nederland gevestigd bedrijf in China APAAN zou bestellen, welke vervolgens weer vervoerd zou moeten worden naar een productie locatie in Polen. Naast het feit dat het bedrijf dan in ieder geval extra transportkosten moet betalen, betaalt het ook bijna driemaal de inkoopsprijs per kilo; dat lijkt niet logisch en is in ieder geval niet rendabel.
Klager stelt zelf de website van [B] te hebben bekeken. Er van uitgaande dat dit waar is, had hij op basis van de zojuist geschetste informatie ernstige redenen moeten hebben te vermoeden dat de APAAN uiteindelijk bestemd was voor de productie van amfetamine.
Het OM concludeert dat sprake is van een verdenking van artikel 10a OW, dat de APAAN dus rechtmatig in beslag is genomen en dat thans niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend, tot onttrekking aan het verkeer van de APAAN zal overgaan.
II.2.c. Douanefolder:
Hoewel het OM meent dat de discussie over de inhoud van de douanefolder niet thuishoort in deze raadkamerprocedure, vreest het ook dat klager deze discussie wel thans nu al zal (willen) voeren. Het OM merkt daarom het navolgende op.
Klager verklaart dat hij, alvorens over te gaan tot de aan- en verkoop van de APAAN, de douanefolder 'drugsprecursoren' heeft geraadpleegd met betrekking tot APAAN. Daarin staat dat het een niet geregistreerde stof betreft.
In diezelfde folder wordt een niet-geregistreerde stof gedefinieerd als 'drugsprecursoren die niet in wet- en regelgeving zijn genoemd.'
(...)
In de douanefolder staat voorts dat de stof APAAN genoemd wordt op de zogenaamde 'voluntary-list', een lijst met niet-geregistreerde stoffen ten aanzien waarvan uitdrukkelijk verzocht wordt verdachte of ongebruikelijke transacties te melden (hoofdstuk 8, Douane folder 'Drugsprecursoren'). Als mogelijke criteria voor het herkennen van een verdachte of ongebruikelijke transactie worden genoemd:
- een klant die producten meteen meeneemt;
- betaling in contanten;
- orders van chemicaliën waarvan de leverings- en/of transportkosten niet in verhouding staan tot de waarde van de goederen;
- indicatie van gebruik komt niet overeen met bestelde goederen;
Ik constateer dat klager heeft aangegeven dat de eerste twee bestellingen door de klant zijn opgehaald en meegenomen, nadat zij contant waren betaald, waarbij in ieder geval ten aanzien van de levering van 20 kilogram kan worden vastgesteld dat de leverings- en transportkosten niet in verhouding staan tot de waarde van de goederen.
Als klager voor wat betreft het niet hebben voldaan aan de meld- en vergunningsplicht meent zich te kunnen verschuilen achter de informatie uit de douanefolder, dan acht het OM het onverklaarbaar waarom klager, die in ieder geval geconstateerd moet hebben dat sprake was van een verdachte of ongebruikelijke transactie, de door hem in te voeren partij niet vrijwillig heeft gemeld, zoals nadrukkelijk wordt verzocht door de douane.
Het OM ziet in dit niet vrijwillig melden een bevestiging van het vermoeden dat de douane niets van deze bestelling mocht weten, omdat sprake was van handel in strijd met de Wvmc en van strafbare voorbereidingshandelingen ex artikel 10a OW.
Het OM zal – zoals hiervoor al betoogd – ter terechtzitting de onttrekking aan het verkeer van de APAAN vorderen. Het OM acht het, gelet op het hiervoor genoemde hoogst onwaarschijnlijk dat de rechtbank, later oordelend, niet de onttrekking aan het verkeer zal uitspreken."