ECLI:NL:HR:2013:938

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
13/00456
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot herziening van eerdere uitspraken van het hof, gedateerd 10 maart 2005 en 18 juni 2009. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de belanghebbende klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, en dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, in overeenstemming met artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president M.W.C. Feteris, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

11 oktober 2013
nr. 13/00456
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 10 januari 2013, nrs. 12/00711, 12/00712 en 12/00713, betreffende een verzoek tot herziening van de uitspraak van dat hof van 10 maart 2005, nr. 03/3426 en de uitspraak van 18 juni 2009, nrs. 07/00825 en 07/00826.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk, en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2013.