Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
11 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling zonder schone lei. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de schuldsaneringsregeling was vastgesteld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en het verloop van het geding in feitelijke instanties, waarbij het vonnis van de rechtbank en het arrest van het hof zijn betrokken.
De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoeker niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard op basis van artikel 80a van de Rechtsvordering. De Hoge Raad heeft deze beoordeling overgenomen en geconcludeerd dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels, en de beslissing is genomen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion.