Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechtbank op 10 april 2013 en het hof op 16 mei 2013 respectievelijk beslissingen hebben genomen die de basis vormden voor het cassatieberoep. De advocaat van verzoeker, mr. K. Aantjes, heeft het cassatierekest ingediend, waarop de Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep van verzoeker, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.