ECLI:NL:HR:2013:87

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
13/00169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage. Het beroep in cassatie, geregistreerd onder nummer 13/00169, werd niet-ontvankelijk verklaard. De aanleiding voor deze beslissing was de niet-betaling van het griffierecht door de belanghebbende. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 25 februari 2013 per aangetekende brief geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks dat de belanghebbende volgens de gegevens van PostNL op de hoogte was gesteld van deze brief, werd het griffierecht niet voldaan.

Vervolgens ontving de belanghebbende op 11 april 2013 een tweede aangetekende brief van de griffier, waarin hij werd uitgenodigd om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid, waarna adresverificatie plaatsvond en het stuk opnieuw werd verzonden. Desondanks heeft de belanghebbende niet gereageerd op deze correspondentie.

De Hoge Raad oordeelde dat, op basis van artikel 8:41, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest werd uitgesproken door raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met raadsheren M.A. Fierstra en R.J. Koopman, en werd openbaar gemaakt op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

28 juni 2013
nr. 13/00169
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te ’s‑Gravenhagevan 26 november 2012, nrs. AWB 12/3159 en AWB 12/3160.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 25 februari 2013, ter zake waarvan belanghebbende volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL bericht heeft gekregen dat de brief op de afhaallocatie kon worden afgehaald, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 11 april 2013 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL heeft belanghebbende bericht gekregen dat de brief op de afhaallocatie kon worden afgehaald. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 2, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2013.