Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te Bredavan 9 november 2012, nr. AWB 12/1588, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Breda. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van 9 november 2012, waarin de rechtbank een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2009 had opgelegd aan de belanghebbende. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld kennelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de raadsheren C. Schaap als voorzitter, R.J. Koopman en Th. Groeneveld, met de waarnemend griffier F. Treuren aanwezig.