Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te Haarlemvan 5 oktober 2012, nr. AWB 11/6582, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. Het beroep had betrekking op een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting, opgelegd aan belanghebbende. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 25 februari 2013 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie is het stuk opnieuw verzonden, maar ook daarna heeft belanghebbende niet gereageerd op de aanmaning.
Op 16 april 2013 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht, maar ook deze brief werd teruggezonden. Gezien het feit dat belanghebbende niet heeft gereageerd en het griffierecht niet is voldaan, heeft de Hoge Raad op basis van artikel 8:41, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.