In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken, die eerder door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was gewezen op 8 januari 2013. Het cassatieberoep was geregistreerd onder nummer 13/00836. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zoals bepaald in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is openbaar gedaan en is ondertekend door de raadsheren C. Schaap als voorzitter, P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, met de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma aanwezig.