ECLI:NL:HR:2013:792

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
30 september 2013
Zaaknummer
12/04891
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank te 's-Gravenhage inzake aanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank had op 27 april 2012 het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur, die een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen had opgelegd, niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar de Rechtbank verklaarde het verzet ongegrond.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beslissing van de Rechtbank. In het cassatieberoep zijn twee middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop gereageerd met een verweerschrift, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president M.W.C. Feteris, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, op 27 september 2013.

Uitspraak

27 september 2013
nr. 12/04891
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te 's-Gravenhagevan 7 september 2012, nr. AWB 12/2458, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. De aanslag, de boetebeschikking en de beschikking inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te ’s-Gravenhage heeft bij uitspraak van 27 april 2012 (nr. AWB 12/2458) het tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2013.