Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
24 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 22 december 2011, met nummer 22/002535-09. De verdachte, geboren in 1976, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A.A. Franken, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. Deze middelen zijn aan het arrest gehecht en maken daar deel van uit. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat de cassatiegronden niet voldoende zijn om het arrest van het Gerechtshof te vernietigen.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit houdt in dat de Hoge Raad van mening is dat de aangevoerde gronden niet relevant zijn voor de rechtspraktijk of de ontwikkeling van het recht.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 24 september 2013 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was.